Reflexen

Reflexen kunnen worden opgedeeld in primaire- en houdingsreflexen. In de volgende secties worden de reflexen in het kort beschreven:

Primaire reflexen

Moro reflex

De Moro reflex is de vlucht/vecht reactie. De Mororeflex wordt ook wel het schrikreflex genoemd. Dit reflex zorgt ervoor dat je kan ‘vechten’ of ‘vluchten’ als dat nodig is. De Moro reflex zie je bij baby’s als zij blootgesteld worden aan een plotselinge verandering. Bijvoorbeeld: (fel) licht, (hard) geluid, temperatuursverandering ( luier verwisselen: van warmte naar koude). De beweging die je dan ziet is armpjes en beentjes uit elkaar en hoofdje naar achteren, alles staat op scherp om te ‘vechten’ of te ‘vluchten. Vervolgens gaan de armpjes naar de borst, beentjes worden opgetrokken, hoofdje naar voren. Het kindje komt in ontspanning en gaat huilen. Het gevaar is voorbij.

Blijft dit reflex actief dan is het moeilijk om na het eerste levensjaar prikkels te filteren. Dan zal je lichaam op elke zintuiglijke prikkel in de ‘vecht’ of ‘vlucht’ modes gaan. Dit zijn de kinderen en volwassenen die zintuiglijk te gevoelig zijn, zich niet af kunnen sluiten van prikkels, snel afgeleid zijn, concentreren is dan lastig. Moeite met het vinden van een goede balans tussen ontspanning en inspanning (telkens reageren op prikkels, continue alert zijn kost veel energie).

Dit zal ook het kind of de volwassene zijn die zal proberen de reactie van de Moro te vermijden door alles in de gaten te houden, proberen e controle over alles wat er gebeurd te houden. Hierdoor kan het kind de indruk geven hyperactief te zijn. Ook dit kan een duidelijk effect hebben op de concentratie en op het gedrag. Het tegengestelde kan ook plaats vinden, het terugtrekken, afsluiten voor alle prikkels, niet tot actie kunnen komen. Dit kan het kind zijn die moeite heeft met een hand te geven of de juf. geen vraag durft te stellen. Overgevoeligheid voor licht, geluid en allergieën spelen vaak een rol. Daarnaast zijn veranderingen en/of verrassingen lastig. Faalangst, lage eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen is vaak een gevolg van dit alles.

Asymmetrisch Tonisch Nekreflex (ATNR)

De ATNR creëert een onzichtbare verticale middenlijn in het lichaam. Is de ATNR nog actief dan zie je vaak problemen met het schrijven, maar ook met de oog-hand coördinatie.

Dit is onder anderen te zien aan:

  1. Als je rechtshandig bent zal het lastiger zijn om op de linkerhelft van het blad te schrijven.
  2. Het handschrift kan dan gebogen of aflopen aan de linker of rechterkant van de bladzijde.
  3. De arm zal zich, door de reflexactiviteit, willen strekken en de hand zal zich willen openen. Wil je toch ‘mooi’ kunnen schrijven dan zal je je extra moeten inspannen om dit voor elkaar te krijgen. Schrijven gaat hierdoor vaak moeizaam en langzaam.
  4. De ogen kunnen niet gemakkelijk over de middenlijn bewegen en dit zal de coördinatie, het lezen en het schrijven beïnvloeden.

Symmetrisch Tonisch Nekreflex (STNR)

Is de STNR nog actief dan zijn er vaak problemen met de oog- handcoördinatie, lichaamshouding en concentratie. Het is ook betrokken bij het snel opneuw kunnen focussen. Dit is belangrijk als je bijvoorbeeld een opdracht van het digibord op papier moet maken. Dit kost dan wat meer tijd. In de houding zie je deze reflex vaak heel duidelijk naar voren komen, zoals dicht met het hoofd op het werk zitten, voeten om de stoelpoten geklemd, zittend op één of twee benen, benen volledig gestrekt.

Tonische Labyrinthreflex (TLR)

Is de TLR nog actief dan heeft dit effect op de spierspanning in het gehele lichaam. Je buigt je hoofd naar beneden of je strekt het naar achteren en merkt dat dat spanning geeft in de rest van het lichaam. Goed in evenwicht blijven is dan lastig. Je hoofd kan als het ware niet in ontspanning buigen, dit gaat vaak schoksgewijs. Hierdoor kan het bijvoorbeeld lastig zijn om te weten waar je gebleven bent met lezen. Je hoofd, maar daardoor ook je ogen zijn zomaar een regel (of twee) verder.

Stabiele oogbewegingen zijn niet alleen belangrijk voor het lezen maar ook voor het schrijven en het goed onder elkaar zetten van rijtjes getallen bij rekenen.

Andere problemen die een rol kunnen spelen zijn

  1. Moeite met verschillende opdrachten achter elkaar uit te voeren (dagtaken kunnen daardoor een onmogelijke opgave zijn).
  2. Moeite met het aanleren van tafels of van dagen/maanden.
  3. Moeite met tijdsbesef.
  4. Moeite met voelen waar je je in de ruimte bevindt (niet in kunnen schatten de ruimte die je zelf nodig hebt i.r.t bijvoorbeeld de tafel of het deurkozijn. Vaak ergens tegen aan lopen/stoten).

Spinale Galant reflex (SGR)

Door het ‘triggeren’ van de onderrug (broekband, stoel) ontstaat er reflexmatig een zijwaartse beweging van de heupen en/of schouders. Dit zijn de kinderen die niet van strakke broeken houden. Deze reflexmatige beweging maakt dat je niet (goed) stil kunt zitten. Dit kan vervolgens weer problemen geven bij de concentratie, korte termijn geheugen. Soms zie je bij kinderen die moeite hebben met ’s nachts zindelijk worden dat dit reflex daar een rol in speelt.

Babinski-reflex (BR)

De Babinski-reflex zou aanwezig moeten zijn wanneer het kind gaat tijgeren, om de tenen in de grond te zetten en te duwen met de voeten. De Babinski moet op een leeftijd van twee jaar geremd zijn anders stoort het de rechtopstaande beweging en balans.

Zoek-Zuigreflex reflex (ZZR)

Deze reflexen zijn belangrijk voor het zoeken van de tepel/speen om vervolgens te kunnen zuigen en slikken. Blijven deze reflexen actief dan kan dat van invloed zijn op de spraakontwikkeling.

Palmaire reflex (PR)

Tijdens de eerste levensmaanden is er een direct verband bestaat tussen het Palmaire reflex en het voeden. Het Palmaire reflex kan door zuigbewegingen worden opgewekt en het zuigen kan tot knedende handbewegingen leiden. Je kunt dit verband ook zien als het kind voor het eerst gaat tekenen of schrijven. Je ziet dan bij de beweging van de hand ook een beweging van de mond.

Baby Plantaire reflex (BPR)

Deze reflex is nodig om met tenen te kunnen “grijpen’. Deze reflex speelt een rol in de ontwikkeling van liggen tot lopen.

Landau reflex (LR)

Het Landau reflex is (evenals de STNR) een overbruggingsreflex dat zich na de geboorte (3-10 maanden) en voor de posturale reflexen openbaart. Evenmin blijven deze reflexen de rest van het leven aanwezig. Het wordt op ongeveer 3 ½ jarige leeftijd onderdrukt. Wanneer het hoofd wordt opgetild in buikligging, gaan ook de armen, benen, voeten, handen en borst omhoog. Hierdoor kan hij beter ademhalen en is ook de bloedcirculatie beter.

Houdingsreflexen

Hoofdrechtings-reflexen (HRR)

Deze reflexen zorgen ervoor dat het hoofd recht blijft als het lichaam van positie veranderd. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor: met de ogen goed kunnen focussen, een lijn kunnen volgen, afstand en diepte schatten.

Amfibiereflex (AR)

Deze reflex speelt een grote rol met tijgeren en kruipen. Geeft flexibiliteit en aanpassingsvermogen om te bewegen.

Segmentale rolreflex (SRR)

De segmentale rolreflexen geven het lichaam de mogelijkheid om gemakkelijk van positie te veranderen en soepel bewegingen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld rennen, springen, huppelen.

 

Bovenstaande informatie is ontleend aan:

  • Instituut voor neuro-physiologische psychologie
  • Sally Goddard- Reflexen, leren en gedrag (ISBN. 90-76775-07-09)
  • M. Mulder - Over leven (ISBN: 907566592x)
  • C. Wensen - Prachtig lastig
Merima is aangesloten bij:
Landelijke vereniging natuurgeneeskundig therapeuten
RBCZ
Merima
praktijk voor toegepaste kinesiologie
Marga Nimeijer-Wessel
Ruinerweg 22
7958 RC Koekangerveld
tel: 062 459 1637
e-mail: m.nimeijer@merima.nl